woensdag, april 12, 2006

Koken

Ik moet het als kind al onbewust hebben geweten. Ik ben niet voor de keuken in de wieg gelegd. Toen mijn broer besloot om de koksrichting in te gaan heb ik het meteen geroepen:'Ik ga bij jou in de buurt wonen, want dan heb ik altijd lekker eten'. Stom natuurlijk, want een kok is nooit thuis en deze kok heeft als hij thuis is ook geen zin om te koken. Tja, en toen ging ik op kamers. Ik had nog nooit een pan aangeraakt, want ik was altijd gezegend geweest met een moeder die alles voor het gezin deed: 's ochtends opstaan voor de kinderen, koffie klaarzetten, de boterhammen smeren en elke avond een gezonde hollandse maaltijd op tafel. Ach, in een studentenhuis leer je ook snel een maaltijd in elkaar flansen en omdat wij allemaal beginnelingen waren, waren we ook niet echt kritisch naar elkaar. Flaters zijn er genoeg gemaakt. Ik had bijvoorbeeld een huisgenote die op de lerarenopleiding huishoudkunde studeerde, maar het wel presteerde om nog half bevroren vistickjes te serveren. Ik was zelf ook niet zo slim. Zo maakte ik wel een hele stomme fout door aardappelen te schillen, maar deze niet in een laag water te zetten. Op een bepaald moment hadden we wel alle vijf onze eigen recepten en aten we op maandag maccaroni, dinsdags een schnitzel, woensdag rijst met prut en donderdag chili con carne. Zo heb ik vier jaar Tilburg goed doorgebracht.

Na dit studentenhuis kwam ik in een Walhalla terecht. In Utrecht ging ik bij twee jongens wonen en in de vier jaar dat wij samenwoonden heb ik nog geen 10 keer voor ons drieën gekookt. Het is vanaf dat moment bergafwaarts met mij gegaan. Via mijn culinaire huisgenoot leerde ik J. kennen en die bleek een waar kooktalent te zijn. In de jaren daarna kunnen de maaltijden die door mij bereid zijn op één hand geteld worden. Het is misschien wel het enige nadeel van onze verhuizing geweest dat hier verandering in is gekomen. Na zo'n 10 jaar van anderen gegeten te hebben, moest ik opeens zelf aan de bak. Vier keer per week ben ik degene die de familiemaaltijd op tafel moet zetten. Na drie en een half jaar vind ik het nog steeds een ramp. Het komt natuurlijk ook door J. Als iemand zo lekker kookt, dan word je vanzelf wel onzeker. En het feit dat hij vaak (opbouwende) kritiek levert maakt dat niet minder. Nu is kritiek niet erg. Het zijn vaak opmerkingen als: 'volgende keer zou ik er een bouillonblokje bij doen' of 'volgende keer moet je de witlof toch echt wat langer stomen'. Dat zijn toch eigenlijk alleen maar welwillende opmerkingen om de maaltijd volgende keer lekkerder te laten smaken. Ik kan in principe wel kritiek verdragen, maar van één iemand dus niet. Mijn fout.

1 opmerking:

Anoniem zei

heel herkenbaar, daarom blijf ik bij pizza en shoarma maken en laat Paul het echte kookwerk doen.